U bent hier

Vrouwen empoweren: vrienden, vijanden, opponenten en coalitiegenoten

vrienden, vijanden, opponenten en coalitiegenoten

Mijn collega werkte al jarenlang samen met een lagere school in Brussel en organiseerde er maandelijks een activiteit voor de moeders van de kinderen van deze school.

Toen ik voor de organisatie begon te werken nam ik deze werking over van haar met de bedoeling om deze groep vrouwen te ondersteunen in hun proces van empowerment. Mijn opdracht was om vrouwen in een kwetsbare positie samen te brengen en samen met hen een proces af te leggen waarbij ze zichzelf kunnen ontplooien en versterken.

Hoewel de directrice mij al had laten weten dat ze grote verwachtingen had van mij om een nieuwe dynamiek op gang te brengen onder de moeders, was er initieel toch een zeker wantrouwen.

De meeste kinderen op deze school zijn moslim en anderstalig en daarom besloot ik in het begin vooral te investeren in het leren kennen van de moeders, hun leefwereld en ook de zaken waarmee ze worstelen. Ik had een aantal individuele gesprekken met de directrice, één van de zorgjuffen en ook met een aantal moeders. Er gingen een aantal gezellige collectieve ontbijtmomenten door. Deze ontbijtmomenten zijn een mooie variatie op de KOFFIEKLATCH. Zo ontstond er beetje bij beetje vertrouwen in de groep. Het was ook mijn bedoeling om via een ontbijt ruimte te creëren om de kwesties waar ze mee zaten, die ze niet noodzakelijkerwijs met de school konden delen, op een heel informele en ongedwongen manier bespreekbaar te maken.

Veel moeders gaven tijdens die momenten aan dat ze het lastig vonden om niet te weten wat hun kinderen leren op school en ook dat ze de brieven van de school niet konden volgen. Al snel bleek dat er bij meer dan 15 vrouwen interesse en enthousiasme was om een les Nederlands voor de moeders op de school te laten doorgaan tijdens de schooluren. Via het Huis van het Nederlands of Brusselleer waren de mogelijkheden voor het opzetten van een les op school schaars en de procedures lang en complex. Daarom bespraken we in de groep andere opties. Een aantal moeders stelden voor dat één van hen, Lydia, de enige vrouw die van origine Vlaamse is, hen les Nederlands zou geven. Lydia had geen enkele ervaring met les geven en voelde zich hierover wat onzeker maar was hier uiteindelijk wel toe bereid. Ze had vooral nood aan ondersteuning. We spraken af dat ik ondersteuning zou zoeken bij andere organisaties zodat ze er niet alleen voor zou staan.

Toen ik de boodschap overbracht naar de directie van de school, reageerde die initieel nogal lauw. Wat voor mij een initiatief was dat van onderuit was ontstaan en wat ik als een kans zag om de ouderparticipatie op de school te versterken, leek over te komen als een vraag voor een onderonsje onder vrouwen. Ik kreeg als antwoord dat er geen apart lokaal was voor de moeders en dat het nog te bekijken was of het lokaal van de logopediste vrij was. Iedere week les vond de directrice ook te veel. Tweemaal per maand was meer dan voldoende. Telkens een hele voormiddag les zag ze evenmin zitten. Het zou dan te gemakkelijk een “café papotte” worden en dat was toch ook niet de bedoeling. Ik ging hierover in dialoog met de directrice en zei dat de vraag echt van de moeders zelf was gekomen, dat het voor iedereen positief zou zijn als de moeders het Nederlands beter beheersten. Ik legde vooral ook de nadruk op het feit dat deze les Nederlands een experiment was en dat het belangrijk was om na een vijftal lessen te evalueren wat er werkte en of de formule eventueel gewijzigd moest worden.

Uiteindelijk werden er per maand 2 lessen van anderhalf uur ingepland, precies zoals de directrice wilde. De eerste les was een groot succes. Er kwamen 18 moeders naar de les. Aan de zorgleerkracht en directrice gaven Lydia en de andere moeders na die eerste les wel de feedback dat anderhalf uur echt te weinig was. De directrice stemde er dan mee in om in het vervolg 2,5 uur te voorzien voor de les Nederlands. Er vielen in het begin ook een aantal lessen weg omwille van allerlei omstandigheden. Eens de lessen doorgingen werd er ook niet meer expliciet naar mij gecommuniceerd en vernam ik de veranderingen via Lydia en via de affiches die ik op school zag hangen.

 

TOEPASSING TOOLS

KWADRANT DRAAGVLAK BINNEN DE EIGEN ORGANISATIE EN NETWERK

Verschillende belangen

Onderling Vertrouwen

Gelijke belangen

 OPPONENTEN: toon respect

  •  Brusselleer en Huis van het Nederlands

  • Eigen organisatie

 VRIENDEN: wees openhartig

  • Zorgjuf kleuters / Initiator Oudercafé

  • Moeders die Nederlandse les willen

  • Brede Schoolcoördinator

 VIJANDEN: wees duidelijk

  • Collega (die vroeger de groep begeleidde)

 COALITIEGENOTEN: wees zakelijk

  • Schooldirectie

Wantrouwen

 

COALITIEGENOOT

Aanvankelijk was de directrice wat argwanend omdat ze niet altijd op dezelfde lijn zat met mijn collega die vroeger met de school samenwerkte. Daardoor kreeg ik vooral in het begin van onze samenwerking toch het gevoel dat ik me moest bewijzen.  In het begin was de directrice een 'coalitiegenoot'. Ik probeerde regelmatig met haar te communiceren om ook met haar een vertrouwensrelatie op te bouwen en duidelijk te maken dat we  gedeelde belangen hadden. Het was ook mijn bedoeling was om voor de school een meerwaarde te zijn door mijn brugfunctie tussen de moeders en de school waar te maken en zo bij te dragen aan een hogere betrokkenheid van de ouders. Ik merkte dat het  belangrijk was om vooral ook veel te vragen welke zaken voor haar prioritair waren en de thema's en situaties waarvan zij vond dat ik er een bijdrage aan zou kunnen leveren. Ik denk dat het erkennen van haar noden en angst essentieel was. Beetje bij beetje veranderde haar houding en stond zij meer en meer open voor het idee dat de moeders ZELF de Nederlandse les in handen hadden en hiervoor tweemaal per maand een eigen lokaal op school nodig hadden. Ik voelde dat er een opening was en dat het een kwestie was van dit tijd te geven. De directrice heeft zich nooit echt verzet tegen de lessen Nederlands en haar rol is gaandeweg ook veranderd naar de rol van 'vriend'.

 

VRIENDEN

Met de zorgjuf van de lagere school had ik weinig contact. Het was vooral de zorgjuf van de kleuters die een goed contact had met de moeders. Deze juf was een echte 'vriend' in de kwestie van de Nederlandse lessen. Zij was diegene die het initiatief genomen heeft om een oudercafé op te starten toen bleek dat de ouders niet deelnamen aan het oudercomité. De meer informele formule van het oudercafé, waar de ouders tijdens de schooluren met een tas koffie samenkomen om verschillende schoolkwesties te bespreken, werkte erg goed. Deze juf die normaalgesproken vooral de kleuterklasjes mee ondersteunde, nam op een onofficiële manier een beetje de rol op van zorgjuf op. Ze had een ontzettend goede band met de moeders en was ook echt oprecht met hen begaan. Mijn deelname aan de oudercafés heeft waarschijnlijk ook bijgedragen aan het vertrouwen tussen de moeders en mij. Ook de oudercafés zijn een soort van KOFFIEKLATCH.

De Brede Schoolcoördinator was ook overtuigd van de meerwaarde van dit initiatief van de moeders van de school maar had zelf weinig te maken met de school. Haar contact verliep steeds met de directrice en ze was nooit echt betrokken bij wat er op de school zelf leefde en plaatsvond. Ik had haar steun dus wel als 'vriend' maar in de praktijk maakte dat niet echt een verschil in het concreet maken van de lessen Nederlands. Ze hielp me wel om te kaderen waarom de directrice regelmatige bijeenkomsten onder de moeders bedreigend zou kunnen vinden waardoor ik me beter kon inleven in de rol van de directrice. Uiteindelijk was dit wel belangrijk in mijn communicatie met de directrice. In deze specifieke situatie is ook gebleken dat 'vrienden' die je medestanders zijn en waar je niet per sé veel mee te maken hebt, op een later moment wel een belangrijke rol kunnen spelen. Eens de lessen Nederlands goedgekeurd waren, was de Brede Schoolcoördinator bijvoorbeeld bereid om Lydia, de moeder die vrijwillig les gaf, te ondersteunen met didactische informatie en hulp bij het les geven. 

 

OPPONENTEN

Ik contacteerde het Huis van het Nederlands en Brusselleer om te peilen naar de mogelijkheden om een les Nederlands te organiseren binnen de school. In het verleden was dit al doorgegaan op de school in kwestie en met wisselend succes. De personen waarmee ik communiceerde binnen beide organisaties waren wel erg bereid om informatie te geven, om de verschillende mogelijkheden te bekijken en een oplossing op maat te vinden voor deze groep moeders. Gezien de opdracht van Brusselleer recentelijk gewijzigd is, was echter het niet meer zo eenvoudig om een les Nederlands op school te organiseren, ondanks de goede wil van de medewerkers van deze organisaties. De formule van de lessen op school via Brusselleer zou anders zijn, of er kon via het Huis van het Nederlands een test worden georganiseerd op de school om te bepalen hoeveel moeders welk niveau hadden. In het geval er dan 10 vrouwen met hetzelfde niveau Nederlands zouden zijn, kon er een les worden georganiseerd. Maar voor het opzetten van een test moest de directie en het voltallige schoolpersoneel dit project mee ondersteunen en bekend maken bij de ouders. Dit zou veel tijd vragen, vooral ook omdat de lessen Nederlands dan een prioriteit moesten worden in de agenda van de school. Er waren net verbouwingen bezig dus de directie en school zaten hier zeker niet op te wachten ! Voor ons opzet waren deze organisaties 'opponenten' omdat de doelstellingen die zij opgelegd kregen niet overeenstemden met de vraag van de moeders.

Anderzijds merkte ik ook op dat ik binnen mijn eigen organisatie vooral gestimuleerd werd om activiteiten te organiseren VOOR de moeders op de school in plaats van SAMEN MET. Dit was nu eenmaal de manier waarop mijn collega's steeds gewerkt hebben met moedergroepen op scholen en de manier waarop vanuit mijn organisatie gekeken werd naar empowerment van vrouwen in een kwetsbare positie. En tenslotte was het organiseren van activiteiten ook een manier om duidelijke resultaten te kunnen 'meten' (hoeveelheid activiteiten en deelnemers). In het verleden was dit steeds dé manier geweest om naar subsidiegevers toe resultaten van 'empowerment' aan te tonen. Ikzelf zag een vraag die vanuit de moeders zelf kwam en het initiatief nemen voor het beantwoorden aan een eigen vraag als een belangrijke indicator van potentieel tot empowerment. Mij leek het essentieel om hierin te investeren, dit mogelijk te maken, ook zonder garantie op succes. Mijn visie op empowerment en die van mijn organisatie stonden plots lijnrecht tegenover elkaar. Mijn eigen organisatie was mijn 'opponent' en het was daarom niet evident om het mandaat te krijgen om te investeren in deze piste. 

 

VIJANDEN

Ik ging er eerst vanuit dat er in dit verhaal geen vijanden waren. Pas toen ik dit verhaal neerschreef en begon te analyseren, merkte ik dat de collega die deze groep voor mij begeleidde misschien nog wel het meest in de positie van oppositie stond. Zij had deze groep al meer dan 15 jaar begeleid en had haar eigen stijl, haar eigen manier om dat te doen. Omdat het voor mij nieuw was, ging ik een beetje op onderzoek uit, probeerde ik wat af te tasten wat er leefde op de school en gezien ik geen voorkennis had en dus ook geen vooroordelen liet ik me leiden door wat ik hoorde van de moeders zelf. Deze collega was relatief argwanend naar mij toe en erg kritisch.

Na zoveel jaren in de school, en zoveel kennis van de doelgroep, had mijn collega het gevoel de doelgroep, hun noden en de school goed te kennen. Ik had het gevoel dat het niet evident was voor haar om mij te volgen omdat dit een heel andere manier was om een moedergroep op een school te begeleiden dan wat zij altijd had gedaan. 

Behalve verbale kritiek heb ik niet echt weerstand ervaren omdat we niet moesten samenwerken. Zij had intussen andere groepen dus is er nooit een noodzaak geweest voor een echte confrontatie. 

Ik zie nu wel duidelijk dat het niet goed is voor een organisatie wanneer iedereen zijn eigen visie heeft op hoe je het best de doelstellingen kan bereiken. Het zorgt ervoor dat impliciete conflicten schemeren en voor constante onderhuidse spanning en wantrouwen zorgen. Uiteindelijk werkt iedereen voor eigen winkel en worden collega's quasi vijanden waardoor het beter wordt om zo weinig mogelijk te maken te hebben met elkaar in plaats van steun en ondersteuning te vinden in het team.